Razorius Gilletus

Razorius Gilletus

27-10-2011 11:26 Laatste update: 28-04-2018 21:17

Dit is een voorpublicatie uit het binnenkort te verschijnen boek Next Nature: Nature changes along with us over de relatie tussen natuur en technologie.

Is de evolutie van een simpel scheermes tot een exorbitante elektrisch vibrerende gizmo met vijf mesjes het resultaat van menselijke behoeften, of zijn er andere krachten in het spel? Ontmoet Razorius Gilletus, een van de nieuwe soorten uit onze techno-economische ecologie. Het bewijs dat we evolutie moeten begrijpen als universeel principe en niet enkel als een DNA-specifiek proces? En hoe kunnen we ons dan verhouden tot deze nieuwe niet-genetische vormen van leven?

Door Koert van Mensvoort

Mijn eerste scheermes kreeg ik toen ik vijftien was. Het bestond uit twee mesjes op een simpel metalen staafje. Ik herinner me dat het glad en comfortabel scheerde. In de twintig jaar sinds mijn eerste scheerbeurt heb ik vele scheermessen gebruikt. Vanochtend scheerde ik mezelf met de Gillette Fusion Power Phantom, een stevig scheerapparaat dat doet denken aan een stofzuiger, uitgerust met een batterij, een LED, vijf trillende scheermesjes en een aloë-randje. Wat is er gebeurd? Een verhaal over design, technologie, markt en evolutie.

Allereerst een persoonlijke bekentenis (voor wie het zich al afvroeg): ja, ik besef dat de technologie van het scheren al prima ontwikkeld was toen ik mijn eerste scheermes twintig jaar geleden in gebruik nam. Al in 1975 parodieerde de Amerikaanse tv-show Saturday Night Live, het eerste tweebladige scheermes, de Gillette Trac II, vanwege het excessieve ontwerp. De makers van het satirische programma zagen het dubbele scheermes als een symbool van de oprukkende consumptiecultuur. Ze maakten een nepreclame over een fictief scheermes met de absurde hoeveelheid van drie (!) mesjes, om te laten zien dat consumenten alles kopen wat ze op tv zien.

Uiteraard konden de comedians van Saturday Night Live niet weten dat driebladige scheermesjes in de jaren 90 werkelijk op de markt zouden komen. Laat staan dat ze konden bevroeden dat ik mijzelf vanochtend zou scheren met een vijfbladig scheermes. In de jaren zeventig van de vorige eeuw dacht men dat we in het jaar 2011 naar verre planeten zouden reizen. Dat is anders gelopen. Welkom in de 21ste eeuw mensen: sorry, we reizen niet in ruimteschepen… maar we hebben wel scheerapparaten met vijf mesjes!

Gelukkig is het nog steeds mogelijk om nieuwe mesjes te kopen voor mijn allereerste scheermes. Deze oudere mesjes zijn niet alleen goedkoper – ze worden verkocht in een doosje van tien stuks dat minder kost dan een doos met vervangende cassettes voor het laatste model, waar maar vier mesjes in zitten. Ze gaan ook nog eens langer mee. Ondanks dit alles heb ik de afgelopen twintig jaar meer dan tien verschillende scheermessen gekocht – ik moet eerlijk gezegd bekennen dat ik zelfs een paar modellen van een concurrerend merk heb aangeschaft. Waarom heb ik in de loop der jaren zo’n verzameling scheermesjes aangeschaft? Misschien komt het doordat ik zo’n type persoon ben dat enthousiast wordt van nieuwe dingen: I’m a sucker for innovation.

Laten we, voordat we mijn gedrag als consument analyseren, de scheermesjes zelf bestuderen. Als we de ontwikkeling van scheermestechnologie over de afgelopen decennia bekijken dan valt onmiddellijk op dat er nogal wat overeenkomsten zijn met een evolutionaire ontwikkeling, zoals we die kennen uit de biologische wereld:

1) Elk nieuw model bouwt voort op de eigenschappen van het vorige model.
2) Succesvolle variaties worden doorgegeven aan volgende generaties, terwijl onsuccesvolle variaties langzaam verdwijnen.
3) De verschuiving van functionele technologieën (zoals de draaiende kop) naar een ogenschijnlijk functieloze esthetiek van de nieuwe modellen (welke alleen van kleur verschillen en geen ander doel hebben dan op te vallen tussen de concurrerende modellen), herinnert ons aan de uitbundige staart van een mannetjespauw.
4) De periodiek veranderende kliksystemen voor de mesjes doen denken aan de biologische immuunsystemen welke indringers ervan weerhouden jouw omgeving binnen te dringen.
5) Er worden zelfs verschillende overlevingsstrategieën getest, welke naar verloop van tijd mogelijk kunnen uitgroeien tot verschillende soorten – denk aan de parallelle trajecten in de meer recente modellen welke zowel met als zonder batterij verkrijgbaar zijn. Blijkbaar waren de marketeers er niet zeker van of elektrisch of nu juist niet-elektrisch scheren de toekomst heeft, waarna ze besloten op beide strategieën in te zetten – en ja, ik beken: ik kocht ze allebei.

Intelligente designers
Nu lijkt het misschien vreemd of vergezocht om de ontwikkeling van het scheermes vanuit een evolutionair perspectief te bekijken. Per slot van rekening zijn dit industriële producten, samengesteld in fabrieken. Toch stel ik voor om ze te beschouwen als resultaat van een evolutionair proces. En ik hoor je al denken: Deze scheermesjes zijn niet geëvolueerd, mensen hebben ze ontworpen! Hoe kan dat een evolutionair proces zijn? Sta mij toe me dit uit te leggen; het kan ons iets leren over onze symbiotische relatie met technologie. Inderdaad is het waar dat alle individuele scheermesjes zijn gemaakt door ingenieurs en ontwerpers. Maar als we naar het ontwerp kijken van een gehele reeks scheermessen, zoals deze zich gedurende mijn scheercarrière heeft ontwikkeld, is het onmogelijk om een enkele maker aan te wijzen. Waar is het Grote Brein, de Intelligent Designer die verantwoordelijk is voor de transformatie van het scheermes van een eenvoudig mesje tot een vijfvoudig elektrisch scheermes?

Vanzelfsprekend zijn er in de loop der jaren vele ontwerpers en ingenieurs betrokken geweest bij de productie van al mijn scheermessen. Ongetwijfeld zijn dit stuk voor stuk nette en vriendelijke mensen, maar feitelijk zijn de makers van individuele modellen niet veel meer dan kleine radartjes in het zichzelf bestendigende Gillette Corporation. Eigenlijk is het te veel eer om ze ingenieurs en ontwerpers te noemen; ze schetsen immers slechts steeds het nieuwe model waarvan de ‘innovatieve’ eigenschappen al te voorspellen zijn: het zal een kleine variatie worden van het huidige model, met een toegevoegd (al dan niet met nano-technologie geslepen) scheermesje, een extra moisture-strip, een antislip handvat, of misschien zelfs een door de gebruiker zelf aan te passen kleurenschema.

De scheermesontwerpers hebben bijzonder weinig ruimte om echt creatief te ontwerpen. Zij zitten niet in de positie om diep na te denken over de betekenis en het ontstaan van het scheren om dit eeuwenoude ritueel vervolgens te herdefiniëren. Als bijen in een bijenkorf wordt hun werk bepaald door de logica van het grotere systeem. De stoel van die ene, machtige ‘intelligent designer’ welke de hele ontwikkeling van het scheren stuurt, is leeg. De grotere beweging in het ontwerp komt voort uit de samengestelde krachten van de consumentenmarkt, technologische handelingsruimte en natuurlijk de competitie – denk aan het merk Wilkinson dat als eerste een viervoudig scheersysteem introduceerde en daarmee Gillette dwong om dit met een vijfvoudig messysteem te beantwoorden. Tezamen vormen deze contextuele invloeden een ecosysteem dat lijkt op de omgevingskrachten waarvan bekend is dat ze een rol spelen in de evolutionaire ontwikkeling van biologische soorten.

Evolutie, maar niet zoals wij die kennen
Natuurlijk zijn er ook argumenten tegen dit evolutionair perspectief op de ontwikkeling van de scheermestechnologie, dus laten we beide kanten van de medaille bespreken. De meest voorkomende tegenwerping is het idee dat 'mensen een rol spelen in het proces, dus dan kan het geen evolutie zijn'. Deze redenering is verleidelijk, maar het positioneert mensen buiten de natuur – alsof we op een of andere manier buiten het spel van evolutie staan en de regels niet voor ons gelden. Er is geen reden om te geloven dat dit het geval is: mensen zijn, net als elk ander leven, immers geëvolueerd. Het feit dat mijn scheermesjes afhankelijk zijn van mensen om zich te vermenigvuldigen is eveneens niet zo bijzonder. Hetzelfde geldt tegenwoordig voor veel gedomesticeerd fruit zoals bananen en het merendeel van het vee op onze planeet. Bovendien zien we vergelijkbare symbiotische relaties in oude natuur: denk aan de bloemen die afhankelijk zijn van bijen om hun zaden te verspreiden.

Een andere tegenwerping zou kunnen zijn dat mijn scheermesjes niet gezien kunnen worden als het resultaat van een evolutionaire ontwikkeling omdat ze zijn gemaakt van metaal en plastic en dus geen carbon-based biologische soort vormen. Onder dit argument ligt de vooronderstelling dat evolutie zich alleen kan voltrekken binnen een bepaald medium: op koolstof gebaseerde levensvormen. Een variatie van dit argument stelt dat evolutie alleen plaatsvindt als er genen bij betrokken zijn, zoals bij mensen, dieren en planten.

Deze manier van denken illustreert een beperkt begrip van evolutie; het is een vergissing om evolutie te beperken tot een bepaald medium in plaats van het te begrijpen als principe. In feite is DNA, het onderliggende genetisch systeem van onze soort, zelf een product van evolutie: DNA evolueerde uit het simpelere RNA-systeem als een succesvol medium om leven te coderen. Er is geen reden waarom evolutionaire processen zichzelf niet kunnen overdragen naar andere media. Zo stelde Richard Dawkins al het begrip ‘memes’ voor als bouwsteen voor culturele evolutie, terwijl Susan Blackmore spreekt van het concept ‘temes’ als bouwsteen voor technologische evolutie.

Uiteindelijk moeten we de vraag stellen: zijn de economische en technologische omgevingsfacturen op z’n minst even belangrijk of misschien zelfs belangrijker voor de ontwikkeling van scheermestechnologie dan de ontwerpkeuzes gemaakt door de ‘uitvinders’ van de individuele modellen? Ik ben er vrij zeker van dat dit het geval is en daarom stel ik voor om de ontwikkeling van scheermesjes te zien als een feitelijk evolutionair proces – niet als metafoor, maar als realiteit. De soorten die het voortbracht zullen we Razorius Gilletus noemen. Het is slechts een van de vele nieuwe soorten die ontstaan binnen het techno-economische systeem – en het evolueert razendsnel.

De technodiversiteit neemt toe
Nu dat we de ontwikkeling van de scheermestechnologie zien als evolutionair proces, kunnen we onze rol in dit evolutionair spel nader bekijken. Hoe moeten we onze relatie met Razoritus Gilletus en zijn vele techno-soortgenoten zien? Zijn wij als bijen – die zichzelf voeden met bloemennectar en in ruil daarvoor pollen verspreiden zodat bloemen zich kunnen voortplanten – op weg naar een symbiotische relatie met de technosfeer die zich voedt van onze arbeid en creativiteit en in ruil daarvoor ons de Razorius Gilletus schenkt? Moeten we trots zijn op onze rol als katalysator van evolutie? Zijn wij verspreiders van een technodiversiteit die de wereld nog nooit heeft gezien: het enige dier dat het spel van evolutie verplaatst naar een ander medium? Wij mensen, doen dit. Zoals in elke andere symbiotische relatie, moeten we in de gaten houden of beide partijen erop vooruit gaan. Ondanks dat ik al die scheermesjes zelf kocht en ze mij gedurende mijn leven voorzien hebben in een steeds gladdere scheerbeurt, ben ik daar niet zo zeker van.

Innovatie zonder oorzaak
Te veel van wat wij ‘innovaties’ noemen zijn slechts gericht op de groei en het welbevinden van de technosfeer – een grotere economie, grotere bedrijven, meer technologische apparaten – in plaats van daadwerkelijk de levens van mensen te verbeteren. Mijn laatste scheermees scheert inderdaad net een klein beetje gladder dan het vorige model. Maar als je mij vraagt of dit apparaat mijn leven heeft ‘geïnnoveerd’, dan zeg ik: nee.

Geef toe: de nieuwe scheermesjes van Gillette zijn vooral gemaakt voor Gillette zelf: hogere omzetten, meer winst, grotere aandeelhouderswaarde. Daar is op zichzelf niets mis mee; goede bedrijven geven mensen goede banen en vaste inkomens, waardoor ze een gelukkig leven kunnen leiden (en meer scheermesjes kunnen kopen). Tot zover is het een win-winsituatie. Maar de productie van deze, al dan niet overbodige, apparaten kost ook een ongelooflijke hoeveelheid hulpbronnen en verhoogt daarmee de druk op onze biosfeer – weet je het nog: die oude natuur die ons omringde voordat de technosfeer ontstond? We moeten niet naïef zijn over het feit dat corporaties – ook al zullen ze je anders willen doen geloven – niet intrinsiek geïnteresseerd zijn in het welbevinden van de biosfeer. Het inademen van schone lucht is niet belangrijk voor de niet-genetisch geëvolueerde Razorius Gilletus; ze heeft een compleet ander metabolisme. Schone lucht is slechts een vereiste voor koolstof-gebaseerde levensvormen zoals algen, planten, volgens, poolberen en uiteraard mensen.

Katalysatoren van de evolutie
Hoe nu verder? Ik ben de eerste om te onderkennen dat de ontwikkeling van Razorius Gilletus opzienbarend is. Het idee dat onze menselijke activiteit zorgt voor de opkomst van een niet-genetische nieuwe soort en het feit dat we nu samen co-evolueren naar een gezamenlijke toekomst, is op z’n minst intrigerend. Ik ben benieuwd wat Charles Darwin ervan zou hebben gevonden. Misschien zou hij gewezen hebben op de risico’s van deze evolutionaire sprong. Zeker, het bewustzijn van onze rol als ‘katalysatoren van de evolutie’ moet nog groeien. Het is een enorm verantwoordelijke functieomschrijving die ons is toebedeeld. Als we menen ongeschikt te zijn voor deze taak kunnen we beter onze baarden weer laten groeien en terugkeren naar de grotten waar we vandaan komen.

Dat zouden we kunnen doen, en sommigen hebben zelfs al voorgesteld dat we dit moeten doen. Een dergelijke poging de klok der beschaving terug te draaien zou echter een ontkenning zijn van wat het betekent om mens te zijn, of zou op zijn minst een zekere lafheid tegenover het onbekende tentoonspreiden. Aan de andere kant: een puur techno-utopische houding van ‘laten groeien’ zal op lange termijn niet in het voordeel zijn van de mensheid en onze soortgenoten die ook van de biosfeer afhankelijk zijn, omdat we daarmee het risico lopen ons eigen evolutionaire graf te graven.

Wat vanuit onze positie, als katalysatoren van de evolutie, de meest volwassen insteek zou zijn, is het zoeken naar een juiste balans tussen de afnemende biosfeer en de opkomende technosfeer – tussen oude natuur en volgende natuur. Naar een omgeving waarin beide sferen een plek kunnen vinden in relatieve harmonie. Ik zeg niet dat het eenvoudig zal zijn, maar als we dit voor elkaar krijgen hebben we tenminste iets waar we écht trots op kunnen zijn.

Dit essay is een voorpublicatie uit het binnenkort te verschijnen boek ‘Next Nature: Nature changes along with us’, onder redactie van Koert van Mensvoort en Hendrik-Jan Grievink. Het boek met gastbijdragen van verschillende auteurs wordt gelanceerd tijdens de Next Nature Power Show, een intellectueel spektakel in de Stadsschouwburg Amsterdam, 5 november aanstaande.