
Commentaar: spraakassistenten zijn onhandig, hoe slim ook
Gisteren werd nieuwe spraakassistent Viv onthuld; slimmer, natuurlijker, handiger. Het maakt niks uit, want het blijft onpraktisch.
De ontwikkelaars die Siri bedachten voordat het aan Apple werd verkocht, kwamen gisteren met een nieuwe spraakassistent: Viv. Slimmer dan Siri heeft Viv toegang tot apps, diensten en informatie op het apparaat van de gebruiker.
En dankzij kunstmatige intelligentie heeft het een zelflerend vermogen, waardoor steeds complexere en specifieke vragen op natuurlijke wijze gesteld kunnen worden. Viv moet een open platform worden, beschikbaar als app op allerlei apparaten.
Knap hoor
Indrukwekkende technologie, zonder meer, maar gaan we het echt gebruiken? Viv wordt gedemonstreerd aan de hand van complexe maar compleet onrealistische vragen. “Regende het drie dagen geleden in Seattle?” of “Wordt het overmorgen om 17 uur warmer dan 20 graden bij de Golden Gate Bridge?” Onzinnige vragen die niemand echt stelt.
Zelfs de meer praktische vraag “Ik zoek een ritje voor zes mensen naar die en die plek” is dom: op geen enkele manier is het vinden een grote Uber of taxi op dit moment ingewikkeld, langzaam of hinderlijk. Viv vervult zijn rol misschien iets beter dan bestaande spraakassistenten, maar het is een rol waar we volgens mij helemaal niet op zitten te wachten.
Ongemakkelijk
Sind vorig jaar spreekt Siri Nederlands, en ik dacht voorheen dat ik de assistent na de overstap naar mijn moerstaal eindelijk voor meer zou gaan gebruiken dan het instellen van een timer voor de pizza in de oven. Toch kom ik zelden verder dan het instellen van wekkers, timers en heel soms een vraag over het weer of om tijdens het fietsen een andere plaat op te zetten.
Dit heeft deels te maken met de domheid van Siri: nog steeds moet je vragen op vrij specifieke wijze stellen om een gewenst antwoord te krijgen. Dit is in het Engels beter en zal altijd beter zijn, maar ook dan geldt: een paar keer een domme reactie en je zoekt het liever zelf uit.
Ook de oudhollandse ongemakkelijkheid van in het openbaar tegen een apparaat praten telt mee. Ik denk er niet aan om in een vol station op duidelijke toon aan mijn telefoon te vragen hoe laat mijn trein vanaf welk spoor vertrekt. Gênant, bovendien heb ik het op weg naar het station al in twee duimdrukken opgezocht zonder dat ik daarvoor mijn muziek hoefde te pauzeren.
Met losse handen
Nieuwe apparaten zoals de iPhone 6S of de Amazon Echo luisteren altijd en zijn daarom ook handsfree te gebruiken. Dat wordt in reclames bijna altijd gedemonstreerd door kokende mensen die met vieze handen vragen hoeveel gram een ounce ook al weer is.
Dat is omdat mensen met schone handen net zo lief iets Googlen omdat de kans op een goed antwoord dan 100 procent is, omdat de meeste mensen hun telefoon bijna altijd bij de hand of zelfs in hun hand hebben en omdat het ook thuis voor verwarring zorgt als je vragen roept tenzij je alleen woont.
Niet in het systeem
Mijn hele punt is: een iets betere spraakassistent is niet zo boeiend. Zelfs een perfecte spraakassistent — eentje die elke vraag, hoe complex ook, direct kan beantwoorden of afhandelen — komt in de praktijk zelden van pas.
Dingen zelf op onze telefoon aantikken, intikken en regelen kan altijd, overal, werkt vlekkeloos en snel en we zijn het gewend. De zeldzame gevallen waarin een spraakassistent handiger is zijn zo schaars dat we ze vergeten, en iets dat niet in je systeem zit komt er niet makkelijk in.