Interview met Wubbo Ockels (uit Bright 19)

Interview met Wubbo Ockels (uit Bright 19)

19-05-2014 09:00 Laatste update: 20-02-2021 14:10

Eind 2007 interviewde Bright 'wetenschapper slash inspirator' Wubbo Ockels. Zondag overleed hij. Lees hier het hele interview.

Zie ook: 5 innovatieve projecten van Wubbo Ockels

Onze eerste astronaut, naar wie zelfs een planetoide is vernoemd, verkent tegenwoordig de grenzen van duurzaamheid. Op eigen titel en namens de TU Delft is hij verbonden aan diverse groene projecten. Zo won hij eind oktober nog met het Nuna-team de World Solar Challenge in Australie. Voor de vierde keer op rij. Dat is misschien geen Nobelprijs, maar is uitvinder slash wetenschapper slash inspirator Wubbo Ockels niet gewoon de Nederlandse Al Gore?

Bright: Op 30 oktober 1985 zat je in de cockpit van de Space Shuttle Challenger te wachten tijdens het aftellen. Hoe was dat?

Wubbo Ockels: ‘We hadden er twee uur op gewacht. Het gekke was alleen, dat ik een half uur voor de lancering echt heel nodig naar de wc moest. Dus ik heb mij uit de stoel gewurmd en, zittend op de rugleuning, mijn plastic fles gevuld. Terwijl beneden mij mijn collega’s heel hard zaten te lachen. Ik dacht, ik ga dat gewoon doen, want ik had totaal geen zin om helemaal in de stress te zitten.’

En toen de lift-off…

‘Die gaat echt bizar snel. De hoofdmotoren worden gestart en vijf seconden getest en dan gaan de zijraketten aan. Op dat moment weet je zeker dat je echt gaat. De eerste fase, die twee minuten met de zijraketten, is nogal wild. Alles schudt, net alsof je in een vliegtuig zit met heel zware turbulentie. En dan vliegen de zijraketten eraf, en gaat het eigenlijk heel smooth. Je wordt wel veel zwaarder, ongeveer drie keer zo zwaar op het eind. Maar het is heel rustig. Opeens gaat dan de voortstuwing uit. En dan... is er een soort doodse stilte. Ik weet nog, na tien minuten in de ruimte waren we bezig de stoelen op te vouwen en weg te zetten. Toen zweefde ik naar de wc toe, ik moest weer. Ik kwam langs de deur en keek even door het ronde raampje, en zag toen voor het eerst de wereld van buitenaf. Nou, dat was een schok. Dat geeft zo'n impact. Je hebt dat enorme perspectief. Het is echt een schok. Gigantisch.’

Waar denk je dan aan?

‘De eerste gedacht zit bij jezelf: “Waar ben ik?” Zo van: “Goh, dat ik dat nu zie.” Dat je echt in de ruimte bent, weg van die aarde. Dat is toch je eerste gedachte. Tijdens de reis, naarmate je meer naar de aarde kijkt, ga je steeds meer van de aarde houden. In een heel diepe betekenis. Onze planeet is namelijk heel erg fascinerend mooi. Maar je realiseert je ook steeds meer dat op de aarde, ook een ruimteschip als het ware, gewoon heel veel troep wordt gemaakt. Mensen hebben helemaal niet door hoe kwetsbaar dat ruimteschip eigenlijk is. Ik dacht toen: “Die mensen, die zijn nog helemaal niet ontwikkeld. Die hebben nog helemaal niet de juiste kennis. Het is gewoon een soort primitieve bevolking van die aarde. Daar moet nog aan gesleuteld worden, aan de mens."

Wat was de eerste stap die je vervolgens nam om daar wat aan te doen?

‘Die kwam met het deeltijd hoogleraarschap in 1992 in Delft. Dat was eigenlijk op hetzelfde moment dat ik dacht ik ga niet meer knokken voor een tweede vlucht. Ik zeg ja als ze me uitnodigen, maar ik heb geen zin om m’n hele leven daaraan te besteden. Dat was toch een soort conclusie, voor mijzelf heel belangrijk. Ik gaf college Bemande Ruimtevaart. En op een of andere manier ben ik me tijdens die colleges steeds meer bewust geworden dat m'n echte motivatie zit in de vraag: Wat doen we nou met de aarde? En dat is steeds sterker geworden.’

Hoe kijken ze daar op de universiteit tegenaan?

‘Mijn hele benadering is misschien een beetje onorthodox. Zeker binnen de universiteit. Ik ben dus niet iemand die jarenlang een bepaald wetenschappelijk gebied heeft opgebouwd en daarover heeft gepubliceerd. Mijn benadering is, door een aantal heel duidelijke projecten die duurzaam en maatschappelijk relevant zijn, als het ware het proces aan te jagen voor ontwikkeling en onderzoek. Ik draai het dus om: het is niet zo dat het project het resultaat is van wetenschap. Nee, het is een resultaat van een uitvinding, van een creatie.’

Wordt er genoeg gedaan om de klimaatproblematiek aan te pakken?

‘Bij een lezing vroeg ik Camiel Eurlings, minister van Verkeer en Waterstaat, laatst: “Wat houdt ons eigenlijk tegen? Waarom maken we niet alles direct duurzaam? We weten toch wat het probleem is, waarom lossen we dat niet op binnen een jaar?” Waarom moeten we praten over 2020, 2050? Wat is dat nou toch? Is dat gewoon een houding die we hebben? Waarom hebben we geen Apollo-gedachte meer, waarom is er geen John F. Kennedy die opstaat, en zegt: “I believe that this nation should commit itself...” Toen bereikten ze verdorie in acht jaar tijd heel veel, van niks tot iemand op de maan. In Nederland gaan we twintig jaar praten over of we duurzaam gaan worden. Het gaat om een mentaliteitsverandering, om het willen. Nederland moet massaal zeggen: “Wij willen een schoon Nederland in 2050. Punt.” Heel veel mensen denken dat je niks mag zeggen over duurzame ontwikkeling als je niet een douchekop hebt waar gerecycled water uit komt. Dat hoeft niet, je moet het alleen willen. Dan is vijf procent van de Nederlandse bevolking nodig om het voor elkaar te krijgen. Dat zijn mensen uit deze faculteit, nerds, techneuten, entrepreneurs. Ik ben er zeker van overtuigd geraakt dat de hele problematiek rond de milieukwestie een multiculturele problematiek is. Er zit technologie in, maar ook het sociale gedrag en, heel belangrijk, de marketing en media. Want we worden voor een groot gedeelte in ons gedrag bepaald door de marketing en media. Maar die hebben totaal niks te maken met de werkelijkheid.’

Maar dat is ook niet de functie van marketing...

‘Maar we worden er wel door beinvloed. En wij gaan ook weer de regering kiezen en de regering moet uitvoeren wat wij eigenlijk willen. En daarmee gaat de regering eigenlijk doen wat de marketing heeft gebracht. Dus eigenlijk zijn we van god los, wat dat betreft.’

Je hebt dikwijls veel kritiek op journalisten. Waarom?

‘Ik vind dat journalisten veel te oppervlakkig zijn. Bijvoorbeeld: waarom krijgen wij in Nederland vijf nieuwe steenkoolcentrales terwijl niemand dat wil? Hoe kan dat nou? Ga als journalist nou eens uitzoeken hoe dat gaat met die lobby, en dat beslissingsproces. Wie zit daar achter?’

Je bent bezig met een aantal projecten waaronder de Nuna, nu net voor de vierde keer winnaar van de World Solar Challenge. Hoe was dat?

‘Dat was geweldig. Enorm intensief en ook wel emotioneel. We hadden nu het Nuna4-team, dat heb ik redelijk gevolgd. Maar dit jaar waren ook de mensen van Nuna3 aanwezig, als supportteam. En daar heb ik een erg hechte band mee. Vanwege mijn hartaanval was ik de vorig keer op het laatste moment niet aanwezig bij de race. Voor mij was dit jaar daarom een soort rehabilitatie.’

Wat gaat de Laddermolen voor ons in de toekomst betekenen?

‘Ehm.. ik heb daar niet meer zo’n duidelijke mening over als tien jaar geleden. Toen dacht ik dat we straks overal van die grote vliegers hadden staan. Ik denk nog steeds dat dat kan, maar in die tien jaar heb ik wel gemerkt hoe moeilijk het is om echt iets nieuws uit de grond te trekken. Dat is wel jammer. Want nogmaals, dat Apollo-programma kon heel snel. Daar ben ik toch wel jaloers op. Ik geloof dus dat wij, om de duurzame ontwikkeling te versnellen, een sporthouding nodig hebben. Sport wordt bepaald door de regels, een jury en de deelnemers. En dat hebben we met duurzame projecten niet. Dus, zet ze op een platform. Zet er televisiecamera’s op, en laat net zoals bij sport mensen genieten van de prestatie. Stel je voor, een wedstrijd wie de meest effectieve zonnepanelen kan maken. Dan kan iedereen zien wie de beste is.’

Een sporthouding. Is dat waarom je zulke opvallende projecten bouwt?

‘Ik wil het laten zien. In wezen ben ik meer een kunstenaar dan een wetenschapper. In die zin: ik wil creeren. Ik wil laten zien wat je ermee kan doen. Ik heb een gevoel voor welke technologieen je allemaal kunt gebruiken en combineren, maar ik ben ook competitief. Ik wil altijd net een beetje beter zijn dan anderen.’

Is de zon het antwoord voor al onze milieuproblemen?

‘Ja natuurlijk, de zon geeft ons energie. In de vorm van licht, warmte en wind. Wat we moeten leren is die zon zodanig te gebruiken, dat we de aarde en de natuur sparen. Dat kan. Er is absoluut geen energieprobleem, we gebruiken alleen de verkeerde technologie. Eigenlijk moeten we ook ophouden dingen te verbranden. Een kampvuurtje is leuk, alleen niet iedereen moet dat doorlopend gaan doen. Het is een kwestie van hoeveelheid.’

Sommige van je collega’s aan de TU Delft, hebben kritiek op je projecten. De Nuna zou niks betekenen voor de toekomst en alleen maar een showmodel zijn voor de mogelijkheden. De Superbus zou onhaalbaar zijn. Wat vind je daarvan?

‘Als je je nek uitsteekt, krijg je altijd polarisatie. Ik krijg wel wat kritiek, maar ook heel veel bewondering. Als je kijkt naar de Superbus, dan heb ik maar eigenlijk van één hoogleraar kritiek. En dat is zelfs nauwelijks meer dan wat uitspraken.’

Nu maar hopen dat al de projecten zullen slagen.

‘Dat is voor mij geen hoop, ik weet dat. Dat is ook wel grappig. Ik merk aan heel veel mensen dat ze kritiek op mij hebben, omdat ze zeggen: “Wubbo, jij verkoopt dingen al voordat je bewezen hebt dat het kan.” Dan kijk ik ze met hele grote ogen aan, en zeg: “Ja maar, heb jij dan een andere manier?” Heel veel mensen zijn niet gewend om zo te denken. Ik heb een groot voorstellingsvermogen. Daardoor heb ik ook het vertrouwen dat het zo kan. Dat het gebeurt, daar twijfel ik helemaal niet aan. En ik denk dat ik daarom veel mensen mee kan nemen, omdat ik hun ook het vertrouwen geef dat het gaat lukken.’

Je geeft nu presentaties in het hele land. Wat wil je daarmee bereiken?

‘Ik werd laatst al de Nederlandse Al Gore genoemd. Ik heb enorme bewondering voor die man, dus ik ben er wel trots op als iemand dat zegt. Ik wil met die presentaties mensen het vertrouwen geven dat het kan. Daarom vind ik die projecten belangrijk. Door die projecten heb ik die kennis ook. Plus dat ik nu weet wat je met jonge mensen kunt doen. Ik richt me ook vooral op hen. Zij zijn de redding. Ik vind het ook mooi om te zien welk effect de presentaties hebben op andere mensen. Ik heb ergens schoolmeestersbloed denk ik. Ik hou ervan om mensen dingen uit te leggen, ze enthousiast te maken. Wat dat betreft zie ik mezelf ook als een soort medium.’

tekst Peter Keizer, beeld Luis Mendo

Lees ook: 5 innovatieve projecten van Wubbo Ockels