©Opel

Duurtest Opel Astra Sports Tourer Electric: neem hem niet in het zwart
Onze autotester Rutger rijdt een maand in de Opel Astra Sports Tourer Electric. Na de eerste kennismaking, zoomen we even in op het ontwerp. En de kleur van onze auto maakt dat niet makkelijker.
In het eerste deel van onze duurtest noemden we de Opel Astra Sports Tourer Electric ‘bescheiden’ en ‘anoniem’. Harde woorden misschien, maar na een week rijden is de vraag die blijft hangen: hoe kan een auto met zulke zelfverzekerde ontwerpkeuzes tegelijkertijd zo onopvallend zijn?
Het Vizor-dilemma
Laten we bij de neus beginnen. Hét kenmerk van het nieuwe Opel is de ‘Vizor’: een strakke, zwarte balk die de koplampen en het logo omvat. Een designelement dat we kennen van de Mokka en dat de Astra direct herkenbaar maakt als een Opel van de nieuwe stempel. Het is de kern van Opels 'Bold and Pure'-filosofie: stoer en opgeruimd. En op een witte of grijze Astra werkt dit fantastisch; het zwarte paneel contrasteert krachtig en geeft de auto een modern, bijna technologisch gezicht.
Het probleem? Onze testauto is Karbon Black. En in die kleur verdwijnt het hele effect. De Vizor wordt opgeslokt door de rest van de carrosserie, waardoor de hele voorkant een anoniem, zwart vlak wordt. Zonde, want het onderliggende idee is sterk.
Zoom je verder uit, dan zie je een auto waar objectief weinig mis mee is. Er zijn geen rare fratsen, geen overdreven vouwen om aandacht te trekken. De lijnen zijn scherp en clean. Toch mist de Astra die magische balans in verhoudingen die een auto als, pak ‘m beet, een Volvo V60 wel heeft. Een auto die vanuit elke hoek klopt, zonder dat je precies kunt aanwijzen waarom.
De Astra zit er niet ver naast, maar het is geen designklassieker in de dop. De proporties zijn correct, maar niet opwindend. De lichtsignatuur van de LED's is eenvoudig en fraai, en het verticale derde remlicht is een leuk, maar te subtiel detail om echt een verschil te maken. Het is een ontwerp dat niemand tegen de haren in strijkt, maar daardoor ook niemand echt verliefd laat worden. En dat is misschien wel zijn grootste zwakte: hij is té anoniem.
Functioneel en opgeruimd vanbinnen
Binnenin zet die functionele, no-nonsense benadering zich voort. Het interieur is vooral praktisch en opgeruimd. Overal vind je handige opbergvakken, er is een geinig uitklapbaar bakje voor je zonnebril en Opel heeft de auto een échte volumeknop gegeven. Een knop waarvan het icoontje, in tegenstelling tot bij sommige concurrenten uit Wolfsburg, niet meedraait als je hem bedient. Het zijn de kleine dingen.
Het algehele gevoel is dat van een prettige, functionele werkplek. Een klein minpuntje is de ruimte voor de voeten van de achterpassagiers; die is door de forse voorstoelen wat beperkt. Maar verder is dit een interieur dat is ontworpen om te gebruiken, niet alleen om naar te kijken.
De 18-inch 'Falcon' velgen, standaard op de Electric, doen de auto veel goed. Ze zijn redelijk gesloten voor een betere aerodynamica, zoals dat hoort bij een EV, maar ogen niet als de spreekwoordelijke putdeksels. Ze geven de auto de visuele massa die hij nodig heeft.
Maar dan die kleur. Ik zei het eerder al bij een andere testauto, en ik herhaal het voor de Astra: zwart is een kleur om een minder geslaagd ontwerp te verhullen, niet om een goed ontwerp tot zijn recht te laten komen. Na elke rit naar de supermarkt is de wandeling terug naar de parkeerplaats een confrontatie met een vormeloos, zwart object. Een droom voor de nihilist, maar voor wie een beetje vreugde uit zijn autodesign wil halen, is het een gemiste kans.
Gevoelsmatig parkeer je de Astra naast een auto als de Hyundai Kona. Geen designicoon, geen auto waar je voor omkijkt, maar een oerdegelijke partner die je feilloos van A naar B brengt. En misschien is dat precies wat de Astra wil zijn: de triomf van het gezonde verstand over de hartstocht. Maar laat de ontwerpers dat niet horen.
Rutger test elke maand een andere auto, volg het in de Bright Duurtest.