
Citroën stapt in de Formule E, maar wat hebben ze daar te zoeken?
Citroën, het merk van de 2CV, de DS (de échte) en het ‘Advanced Comfort’ van de C5 X, doet mee aan de Formule E. Ze presenteerden deze week trots hun nieuwe elektrische racer, de 'snelste eenzitter' die ooit aan het kampioenschap heeft meegedaan. Een indrukwekkende claim, maar wat doet het merk dat staat voor comfort tussen de racebroeders? Wat doet een merk dat comfort en betaalbaarheid als kernwaarden heeft in de duurste en snelste elektrische raceklasse ter wereld? En belangrijker nog: deed moederbedrijf Stellantis dat niet al jaren succesvol onder de vlag van zustermerk DS?
Citroën claimt de snelste elektrische racewagen in de serie ooit te hebben gemaakt. Dat deze auto de 'snelste ooit' is, is logisch. Het is een zogeheten ‘Gen3 Evo’-auto, een update van de vorige generatie waar alle teams mee rijden. Die zijn dus per definitie allemaal sneller dan hun voorgangers.
Het écht interessante nieuws zit niet in de topsnelheid, maar in de vertraging. De auto regenereert (remt af op de elektromotor om stroom op te wekken) met een vermogen van maar liefst 600 kW. Dat is zó extreem veel, dat de auto aan de achterkant simpelweg geen traditionele hydraulische remmen meer nodig heeft. Hij remt volledig af op de motoren.
Dit is 'one-pedal driving' in het extreem. Dat is een stuk relevanter voor jouw toekomstige ë-C3 dan een topsnelheid van 300+ km/u. Hoe efficiënter een auto regenereert, hoe verder hij komt op een acculading. Dat is de ware winst.
De ‘draaideur’ van de Formule E
De techniek is indrukwekkend en de sport zelf ook. Kijk vooral onze video's nog eens terug over de Formule E in Monaco. Juist omdat de auto's stiller en wendbaarder zijn, zie je gevechten en inhaalacties (soms drie auto's breed de bocht in) die in de Formule 1 ondenkbaar zijn.
Toch blijft de Formule E een wispelturige klasse. Hoewel de kijkcijfers en de wereldwijde fanbase de laatste jaren flink groeien, zo blijkt uit recente analyses, behandelen de grote autofabrikanten de sport als een draaideur. Grote Duitse merken als Audi, BMW en Mercedes-Benz kwamen met veel bombarie binnen en trokken na een paar seizoenen stilletjes de stekker er weer uit. Het meest recente voorbeeld is McLaren. Die stapten in 2022 nog vol ambitie in (ze namen het kampioensteam van Mercedes over), maar kondigden in april van dit jaar alweer hun vertrek aan. Ze gaan zich liever richten op Le Mans.
Waarom dan Citroën?
Jarenlang was DS (het premium-merk van Stellantis) het speerpunt in de Formule E, met Stoffel Vandoorne als een van de coureurs. Nu schuift het moederbedrijf ineens Citroën naar voren. Dat is een opmerkelijke keuze. DS moest het sportieve, luxe label zijn; Citroën het comfortabele, eigenzinnige merk. Het voelt een beetje alsof je een Olympisch sprinter vraagt om een marathon te lopen in comfortabele sneakers. Het past niet helemaal bij het imago.
Technologisch is deze auto zonder achterremmen een fascinerende voorbode van de toekomst. En het racen in de Formule E is het kijken meer dan waard. Maar de grootste vraag is of Citroën zijn comfortabele imago kan oprekken naar de racebaan, en of ze het langer volhouden dan de vele merken die hen voorgingen.