Duurtest Alpine A110: herboren legende
Feest in een mooi pakje

Duurtest Alpine A110: herboren legende

17-12-2018 11:49 Laatste update: 11:48

Bright-autotester Rutger reed een paar dagen in de Alpine A110: een designklassieker die opnieuw is uitgebracht. Kan hij de naam van het origineel hoog houden?

Alpine is bijna 30 jaar dood geweest. Het merk, dat in de jaren 60 de prachtige A110 bouwde, is in stijl weer opgestaan. Terwijl de retrotrend een beetje over lijkt, kwam Renault met de nieuwe Alpine A110. Een auto waar geen Renault op staat, maar wel een 1,8 liter motorblok uit de Renault Mégane RS in ligt. Met een beetje extra power: 252 pk. Omdat de auto maar 1080 kilo weegt, wil het ding vooruit als de brandweer. 

Visueel is het een plaatje. Het is de Franse ontwerpers gelukt om een auto te maken die enerzijds heel erg lijkt op het origineel, maar tegelijkertijd ook echt modern oogt. De ronde led-lampen zorgen daar voor, maar ook de bips die geen enkel overbodig detail heeft. 

Alles aan de Alpine voelt bijzonder. Vooral in de zin dat je niets herkent van andere auto's. De sleutel lijkt op andere kaartjes die Renault gebruikt, maar is in een speciaal leren hoesje verstopt, zodat je dat niet hoeft te zien. Als je instapt valt je blik op de racekuipjes die op een eenvoudige metalen plaat gemonteerd zijn. De voetsteun van de passagier is ook een simpele geperforeerde plaat. Het stuur, de bekleding van de deuren en andere details zijn stijlvol, maar zonder extra gewicht te kosten.

Alsof je in een raceauto zit

De motor komt met een brul tot leven na het indrukken van de startknop. Alles geeft je het gevoel dat je in een raceauto zit. Wil je dat gevoel versterken, dan kun je de raceknop op het stuur indrukken, waarna alles nog directer reageert en het digitale dashboard verandert in een racecockpit.

Schakelen gebeurt door een versnellingsbak met dubbele koppeling, waardoor je in een milliseconde van de ene in de andere versnelling schiet. Doe je dat in de Sportstand met de hand, dan is er net genoeg beweging in de auto om het bijzonder te laten voelen. Geen verdoofde onmerkbare overgang, maar een klein klapje in de rug met een fenomenaal lekker geluid uit de uitlaat, zeker bij het terugschakelen. Op het middenscherm zijn allerlei overbodige graphics te toveren die je het gevoel geven dat je hele belangrijke dingen aan het doen bent. 

Infotainmentsysteem is matig

Dit voelt als een volbloed racewagen. Niet als een cynisch stukje puzzelwerk met een bestaande merknaam en bestaande (Renault)-onderdelen. Het enige onderdeel waarin dat niet lekker uitpakt is het infotainmentsysteem. Dat is onbegrijpelijk, traag en wil niet lekker samenwerken met smartphones.

Het had beter bij het merk gepast om er geen navigatie en mediaspeler in te installeren. Misschien alleen een smartphonehouder.  

Porsche Boxster

Nog geen twee weken geleden reed ik met de Porsche 718 Boxster GTS. Met die auto wordt de Alpine regelmatig vergeleken. De Boxster is echter een stuk duurder (€84.000 vers €68.800) en een stuk braver. De opbergruimte is vele malen groter. In de Boxster kon ik alleen al voorin met gemak twee handbagage koffers kwijt. En dan heb ik achterin ook nog een ruimte waar al mijn cameragear vier keer in paste.

In de Alpine zou ik met de koffers op schoot moeten zitten. Daarnaast is de Porsche instelbaar van beschaafd tot debiel sportief. De schokdempers zijn in te stellen en de draaiknop die de auto van normaal, naar sport, naar sport+ zet, verandert de Duitser van een cabrio-cruiser in een scheurbak. De Alpine is altijd een scheurbak.

De A110 is een specialist, de Boxster een allrounder. Voor full-time spektakel moet je dus de Fransman hebben en voor een auto voor alle situaties de Duitser.